BGP gebruikt inkomende en uitgaande filters om te bepalen welke routes wel of niet worden geaccepteerd of geadverteerd tussen BGP-sprekers. Deze filters zijn gebaseerd op een set van regels die zijn geconfigureerd door de netwerkbeheerder.
Inkomende filters worden gebruikt om te bepalen welke routes worden geaccepteerd van andere BGP-sprekers. Deze kunnen worden gebruikt om bijvoorbeeld ongewenste advertenties van onbekende of onbetrouwbare bronnen te blokkeren of om bepaalde routes via specifieke paden te leiden.
Uitgaande filters worden gebruikt om te bepalen welke routes worden geadverteerd naar andere BGP-sprekers. Dit kan bijvoorbeeld worden gebruikt om verkeer te sturen via bepaalde paden of om advertenties van specifieke routes te blokkeren om netwerkbeveiliging te waarborgen.
In het algemeen zijn filters belangrijk om de stabiliteit en veiligheid van het BGP-netwerk te waarborgen en om op efficiënte wijze de routing-informatie te beheren die tussen de verschillende netwerkbeheerders wordt uitgewisseld.