Een DNS-server is verantwoordelijk voor het vertalen van domeinnamen naar IP-adressen en vice versa. Wanneer een gebruiker een domeinnaam invoert in zijn webbrowser, vraagt de browser eerst het bijbehorende IP-adres op bij de DNS-server. De DNS-server zoekt vervolgens de bijbehorende IP-adres op in zijn database en stuurt dit terug naar de gebruiker. Hierdoor kan de gebruiker verbinding maken met de gewenste website.
De werking van een DNS-server kan worden uitgelegd aan de hand van de volgende stappen:
1. Een gebruiker typt een domeinnaam in zijn webbrowser en indient zoeken.
1. De browser stuurt een verzoek naar de DNS-server om de bijbehorende IP-adres van het domeinnaam te vinden.
1. De DNS-server controleert eerst of hij de gevraagde informatie in zijn cache heeft. Zo ja, dan stuurt hij het IP-adres terug naar de browser.
1. Als het IP-adres niet in de cache van de DNS-server aanwezig is, begint de DNS-server zijn zoektocht.
1. De DNS-server stuurt een verzoek naar de root DNS-server om te vragen of hij het juiste IP-adres kan vinden.
1. Als de root DNS-server het niet weet, stuurt hij het verzoek door naar de TLD (top-level domain) DNS-server, bijvoorbeeld .com of .org.
1. De TLD DNS-server stuurt het verzoek door naar de autoritatieve DNS-server van het domein.
1. De autoritatieve DNS-server vindt het IP-adres van het domein en stuurt het terug naar de DNS-server van de gebruiker.
1. De DNS-server slaat het IP-adres op zodat hij het de volgende keer sneller kan ophalen.
1. Het IP-adres wordt teruggestuurd naar de browser en de gebruiker kan verbinding maken met de website.
Op deze manier kan een DNS-server miljoenen verzoeken per dag afhandelen, waardoor gebruikers snel toegang hebben tot de gewenste websites.