In Docker wordt het in kaart brengen van poorten port mapping genoemd. Hiermee kunt u de communicatie in een Docker-container naar een specifieke poort op het hostapparaat bewerken. Dit is nuttig wanneer u bijvoorbeeld een webtoepassing in een container uitvoert en u wilt dat deze toegankelijk is via een standaardwebpoort op de host.
Volg deze stappen om poorten in Docker in kaart te brengen:
1. Maak eerst je Docker-container aan. In het volgende voorbeeld maken we een nieuwe Docker-container aan met de naam “webserver” vanaf een afbeelding van nginx (een populaire webserver):
`docker run —name=webserver -d nginx`1. Om een poort in kaart te brengen, voegen we de `-p` optie toe aan het `docker run` commando. Hiermee geven we het poortnummer op de host op, gevolgd door het poortnummer in de container:
`docker run —name=webserver -p 80:80 -d nginx` Dit commando wijst de poort 80 op de host toe aan de poort 80 in de container. Het formaat is -pNu is je Nginx-webserver toegankelijk via poort 80 op je hostapparaat.
Nog een paar punten om op te merken:
- Docker-poorttoewijzingen kunnen ook UDP-netwerkverkeer verwerken door `/udp` aan het einde van de poortwaarde toe te voegen. Bijvoorbeeld, `-p 80:80/udp`.
- Je kunt meerdere poorten in kaart brengen door meerdere -p opties toe te voegen.
- Je kunt ook een specifiek IP-adres aan een poort toewijzen met de notatie `-p IP:hostPort:containerPort`.