Docker en virtuele machines hebben beide als doel om in een geïsoleerde omgeving applicaties te draaien, maar ze doen dit op verschillende manieren.
1. Architectuur: Een virtuele machine (VM) omvat een volledig besturingssysteem (OS) dat fungeert als een onafhankelijke computer. Dit betekent dat het zijn eigen set resources heeft (zoals RAM, CPU enz.) en kan draaien op elk besturingssysteem waarvoor het is geconfigureerd. Aan de andere kant is Docker een containerisatieplatform, dat alleen de applicaties en hun afhankelijkheden bevat. Het gebruikt het besturingssysteem van de host voor zijn resources en de uitvoering van processen.
1. Performantie: Docker-containers draaien direct op het host-OS en vereisen niet de overhead van het starten van een heel besturingssysteem, waardoor ze sneller en lichter zijn dan VM’s.
1. Grootte: Dockerimages zijn klein en portable omdat ze geen volledig besturingssysteem bevatten zoals VM’s, waardoor ze makkelijker te distribueren zijn.
1. Isolatie: Hoewel beide geïsoleerde omgevingen bieden, is een VM volledig geïsoleerd van de host en andere VM’s. Docker containers delen hetzelfde OS en zijn daarom minder geïsoleerd.
1. Toepassing: VM’s zijn nuttig als je verschillende besturingssystemen op dezelfde machine nodig hebt of applicaties wilt draaien die veel systeemresources nodig hebben. Docker is nuttig als je veel lichtgewicht, zelfstandige en portable applicaties wilt maken die overal in dezelfde omgeving kunnen draaien – ongeacht het besturingssysteem van de host.
