De GET-methode is de meest gebruikte methode binnen het HTTP-protocol en wordt gebruikt om informatie op te halen van een webserver. Wanneer een browser een GET-verzoek stuurt naar een webserver, wordt er een verzoek gestuurd naar de server om een bepaalde resource op te halen. Deze resource kan bijvoorbeeld een HTML-pagina, afbeelding of ander type bestand zijn.
Het GET-verzoek bevat verschillende onderdelen:
1. Een URL – de locatie van de resource die opgehaald moet worden.
2. Een Host-header – het domein en de poort van de webserver.
3. Optionele query parameters – extra informatie om bijvoorbeeld specifieke resultaten op te halen.
Wanneer de server het GET-verzoek ontvangt, zal hij de gevraagde resource opzoeken en een HTTP-response terugsturen naar de browser. Deze response bevat onder andere:
1. Een statuscode – geeft aan of het verzoek succesvol is afgehandeld.
2. Een content-type header – geeft aan welk type bestand er wordt teruggestuurd.
3. De inhoud van de resource – bijvoorbeeld de HTML-pagina of afbeelding.
De GET-methode is een zogenaamde idempotente methode, wat betekent dat het verzoek meerdere keren kan worden verzonden zonder dat dit gevolgen heeft voor de server of de resource. Het verzoek heeft geen invloed op de staat van de resource op de server en zal dus ook geen gevolgen hebben voor andere gebruikers die dezelfde resource opvragen.