De PATCH-methode in het HTTP-protocol wordt gebruikt om gedeeltelijke updates aan bronnen uit te voeren. Het stelt een client in staat om slechts een deel van de inhoud van een bron te wijzigen, in tegenstelling tot de PUT-methode, die de gehele bron moet vervangen.
De PATCH-methode werkt als volgt:
1. Een client stuurt een HTTP-verzoek met de PATCH-methode naar de server, samen met de URL van de te wijzigen bron en de gegevens van de wijziging.
1. De server controleert of de request geldig is en gebruikt de meegeleverde gegevens om de aangegeven wijzigingen op de bron uit te voeren.
1. Als de wijzigingen succesvol zijn toegepast, antwoordt de server met een HTTP-reactie met de statuscode 200 OK of 204 No Content.
1. Als er een fout optreedt, antwoordt de server met een foutmelding met de bijbehorende statuscode, zoals 400 Bad Request of 404 Not Found.
Kortom, de PATCH-methode biedt een manier om snel en efficiënt wijzigingen aan te brengen aan specifieke delen van een bron zonder de bron volledig te vervangen en biedt daarmee een flexibele en krachtige manier om gegevens te updaten.
