IPv6-adressen worden toegewezen aan hosts via verschillende methoden, waaronder:
1. Automatische toewijzing: bij deze methode kiest de host automatisch een adres uit het subnet waarop het is aangesloten door gebruik te maken van het IPv6-adresbereik dat gereserveerd is voor automatische toewijzing (fe80::/10). Dit adres is over het algemeen alleen bruikbaar voor communicatie binnen het lokale netwerk.
1. DHCPv6: bij deze methode wordt een host via DHCPv6 (Dynamic Host Configuration Protocol voor IPv6) een uniek IPv6-adres toegewezen. Het DHCP-server heeft een pool van IPv6-adressen om uit te kiezen. Een voordeel van deze methode is dat er ook extra configuratie-informatie kan worden opgehaald, zoals een DNS-serveradres.
1. Handmatige toewijzing: bij deze methode kiest de netwerkbeheerder handmatig een IPv6-adres voor de host. Dit adres wordt vervolgens handmatig geconfigureerd op de host.
1. Stateless Address Autoconfiguration (SLAAC): bij deze methode wordt het netwerkprefix automatisch verkregen via het router advertisements (RA) bericht van de router. De interface-ID van het IPv6-adres wordt vervolgens afgeleid van de MAC-adres van de host. Er kan ook handmatig een specifieke interface-ID worden gekozen door het hostbesturingssysteem te configureren met de “privacy extensions” optie.
Kortom, er zijn verschillende manieren om IPv6-adressen aan hosts toe te wijzen, afhankelijk van de configuratie van het netwerk en de voorkeuren van de netwerkbeheerder.