Het try/catch-statement in JavaScript maakt het mogelijk om fouten die optreden tijdens de uitvoering van code te “vangen” en op een gestructureerde manier te hanteren. Zo kan je voorkomen dat een fout in een deel van je code de gehele applicatie laat crashen.
Hier is een eenvoudig voorbeeld van hoe je try/catch kunt gebruiken:
```
try {
// Code uitvoeren die een fout zou kunnen geven
let lijst = new Array(-1);
} catch (fout) {
// Foutafhandeling
console.error(“Er is een fout opgetreden: “ + fout.message);
}
```
In dit voorbeeld proberen we een nieuwe array te creëren met een negatieve lengte, wat een RangeError zal veroorzaken. De try/catch-structuur vangt deze fout en voert in de ‘catch’-sectie de foutafhandelingscode uit, waardoor de uitvoering van de rest van de code niet wordt onderbroken.
Als je de bovenstaande code uitvoert, zie je in de console een foutmelding verschijnen in plaats van de volledige foutstapel, wat de toepassing zou doen crashen.
Je kunt ook de `finally` instructie gebruiken die volgt op de `try/catch` structuur, ongeacht of er een fout optreedt. Je kunt deze gebruiken om code uit te voeren die moet worden uitgevoerd, of er nu een fout optreedt of niet.
```
try {
// Code uitvoeren die een fout zou kunnen geven
let lijst = new Array(-1);
} catch (fout) {
// Foutafhandeling
console.error(“Er is een fout opgetreden: “ + fout.message);
} finally {
// Deze code wordt altijd uitgevoerd
console.log(“Try/catch blok is beeindigd”);
}
```
In dit geval, of er nu een fout optreedt of niet, wordt de tekst “Try/catch blok is beeindigd” naar de console afgedrukt.