WebDAV-servers ondersteunen bestandsacties door het implementeren van de WebDAV-protocolstandaard. Dit protocol biedt een reeks van HTTP-methoden die bestandbeheer mogelijk maken, zoals:
1. GET: Haalt een bestand op van de server.
2. PUT: Uploadt een bestand naar de server.
3. DELETE: Verwijdert een bestand van de server.
4. MOVE: Verplaatst een bestand naar een andere locatie op de server.
5. COPY: Kopieert een bestand naar een andere locatie op de server.
6. MKCOL: Maakt een nieuwe map aan op de server.
7. PROPPATCH: Update de eigenschappen (metadata) van een bestand of map.
8. PROPFIND: Haalt de eigenschappen van een bestand of map op.
WebDAV-servers ondersteunen ook het gebruik van standaard bestandsbeheerders zoals Windows Verkenner of Apple Finder. Hierdoor kan de gebruiker bestanden op de server op dezelfde manier benaderen als bestanden op hun lokale computer. Dit wordt mogelijk gemaakt door het gebruik van WebDAV-clientsoftware die deze bestandsbeheerders ondersteunt.