Een LDAP-server werkt door middel van het opslaan van LDAP-objecten, die bestaan uit een reeks attributen. Deze LDAP-objecten zijn georganiseerd in een hiërarchische boomstructuur, vergelijkbaar met de manier waarop bestanden zijn georganiseerd in mappen en submappen op een bestandssysteem.
Wanneer een gebruiker een LDAP-server raadpleegt, stuurt de client-applicatie een query in LDAP-formaat naar de server. De server zoekt vervolgens het gevraagde object op en retourneert de bijbehorende attributen aan de client. De client kan dan de gewenste informatie bekijken of bewerken.
LDAP-servers bieden ook functies voor authenticatie en autorisatie. Gebruikers kunnen zich aanmelden bij de LDAP-server met hun gebruikersnaam en wachtwoord, waarna de server controleert of de gegevens juist zijn. Als de gebruikersgegevens geldig zijn, kan de server de gebruiker autoriseren om toegang te krijgen tot bepaalde bronnen en gegevens op de server.
Kortom, de LDAP-server fungeert als een centrale opslagplaats voor gebruikersgegevens en -informatie, waardoor organisaties gemakkelijk en efficiënt gebruikersbeheer kunnen uitvoeren.