1. Controleer of de SSL-certificaten correct zijn geïnstalleerd en up-to-date zijn. Hierbij moet u controleren of de CN (Common Name) van het Certificaat overeenkomt met de hostname van de server.
1. Controleer of de poort waarmee de server communiceert correct is ingesteld. NNTP-servers gebruiken doorgaans poort 119 voor onversleutelde verbindingen en poort 563 voor SSL-verbindingen.
1. Controleer of het SSL-protocol en de juiste SSL-versie is ingeschakeld op de server. Hierbij dient u na te gaan of uw client die u gebruikt de juiste versie ondersteunt.
1. Controleer of firewalls en netwerkbeveiliging geen SSL-verbinding blokkeren. Dit kan door bijvoorbeeld een lokale firewall instelling of een netwerkapplicatie controleren.
1. Controleer of er problemen optreden bij het authenticeren van de client en of de juiste credentials worden gebruikt.
1. Controleer of de NNTP-server-logs informatie bieden over de oorzaak van het probleem. Hierbij kan het interessant zijn of bijvoorbeeld een bepaalde poort wordt geblokkeerd.
Als deze stappen geen oplossing bieden, kun je overwegen om contact op te nemen met de beheerder van de NNTP-server om specifiekere informatie te verstrekken over het probleem.