In Python worden pakketten en modules gebruikt om de code te organiseren. Een module is een enkel Python-bestand, terwijl een pakket een verzameling van modules is.
Om een module of een pakket in Python te gebruiken, moet je deze importeren aan het begin van je script met het gebruik van het sleutelwoord “import”.
Hier is een voorbeeld van hoe je een module importeert:
```
import math
```
Nu kan je functies en constanten uit de ‘math’-module gebruiken, zoals volgt:
```
print(math.sqrt(16)) # prints the square root of 16, which is 4
```
Om een specifieke functie of constante uit een module te importeren, kan je “from” en “import” gebruiken:
```
from math import sqrt
```
Nu kan je de ‘sqrt’-functie direct gebruiken zonder de module als voorvoegsel:
```
print(sqrt(16)) # prints 4
```
Voor het importeren van meerdere specifieke functies, scheidt je deze met een komma:
```
from math import sqrt, pi
```
En tot slot, als je een module of functie wilt importeren en deze een andere naam wilt geven (bijvoorbeeld als de naam te lang is), kan je “as” gebruiken:
```
import math as m
```
Nu kan je ‘m’ in plaats van ‘math’ gebruiken:
```
print(m.sqrt(16)) # prints 4
```
Voor pakketten, het proces is vergelijkbaar. Laten we bijvoorbeeld zeggen dat we een pakket met de naam ‘mypackage’ hebben, met daarin een module genaamd ‘mymodule’. We zouden de module importeren met:
```
import mypackage.mymodule
```
Of een specifieke functie uit die module:
```
from mypackage.mymodule import myfunction
```