Bestandsafhandeling in Python omvat het maken, lezen, schrijven en verwijderen van bestanden. Hieronder volgt een beschrijving van hoe dit proces werkt.
1. Bestand openen: De eerste stap is het openen van het bestand met behulp van de open() functie. Deze functie heeft twee parameters: de bestandsnaam en de modus (bijvoorbeeld ‘r’ voor het lezen van gegevens, ‘w’ voor schrijven van gegevens, ‘a’ voor toevoegen van gegevens).
Bijvoorbeeld: `file = open(‘bestand.txt’, ‘r’)`
1. Bestand lezen: Na het openen van het bestand, kun je de lees() functie gebruiken om de inhoud van het bestand te lezen.
Bijvoorbeeld: `print(file.read())`
1. In bestand schrijven: Voor het schrijven in een bestand gebruik je de write() functie. Houd er rekening mee dat de modus ‘w’ alle vorige data in het bestand wist.
Bijvoorbeeld: `file.write(‘Hallo Wereld!’)`
1. Bestand sluiten: Het is altijd een goede praktijk om een bestand te sluiten na het openen. Je kunt de close() functie gebruiken om dit te doen:
Bijvoorbeeld: `file.close()`
1. Bestand verwijderen: Voor het verwijderen van een bestand moet je de module os importeren en de remove() functie gebruiken.
Bijvoorbeeld:
```
import os
os.remove(‘bestand.txt’)
```
Er moet altijd een foutafhandeling worden gedaan tijdens het werken met bestanden om de IOError, FileNotFoundError etc. te behandelen. Deze kunnen worden bereikt door try-except-else-finally blokken.