Woordenboeken (of dictionaries) in Python zijn een nuttig datatype om data op te slaan. Ze werken als een kaartsysteem waarbij je waarde verbindt met een unieke sleutel. Dus in plaats van te moeten onthouden dat de positie van een element in een lijst (zoals in een array), kun je gewoon de sleutel onthouden die verband houdt met de waarde.
Een woordenboek kan op de volgende manier gemaakt worden:
```
Je kunt waarden uit het woordenboek halen door hun sleutel te gebruiken:
```
print(mijn_woordenboek[“naam”]) # geeft ‘Jan‘
print(mijn_woordenboek[“leeftijd”]) # geeft 27
```
Je kunt ook de waarde van een sleutel opzoeken met de `get` functie, deze geeft `None` terug als de sleutel niet in het woordenboek bestaat:
```
print(mijn_woordenboek.get(“land”)) # geeft ‘Nederland‘
print(mijn_woordenboek.get(“beroep”)) # geeft None, want “beroep” bestaat niet in het woordenboek
```
Het toevoegen van nieuwe waarden aan het woordenboek is ook gemakkelijk:
```
mijn_woordenboek[“beroep”] = “Programmeur“
print(mijn_woordenboek[“beroep”]) # geeft ‘Programmeur‘
```
En je kunt waarden wijzigen door gewoon een nieuwe waarde aan een sleutel toe te kennen:
```
mijn_woordenboek[“leeftijd”] = 28
print(mijn_woordenboek[“leeftijd”]) # geeft 28
```
Het verwijderen van een sleutel-waarde paar kan gedaan worden met `del`:
```
del mijn_woordenboek[“land”]
print(mijn_woordenboek.get(“land”)) # geeft None, want we hebben “land” zojuist verwijderd
```
Woordenboeken zijn enorm flexibel en nuttig, en ze zijn een van de meest gebruikte datatypes in Python.