Netwerken met SNMP worden afgehandeld door het gebruik van SNMP-agents die informatie verzamelen van netwerkapparaten en deze informatie doorsturen naar SNMP-managers. SNMP-managers kunnen op hun beurt gegevens opvragen, configureren en monitoren op netwerkapparaten.
De communicatie tussen SNMP-agents en SNMP-managers vindt plaats via SNMP-traps, die worden gebruikt om de managers te informeren over gebeurtenissen op het netwerk, en via SNMP-get en SNMP-set-opdrachten, die worden gebruikt om gegevens van netwerkapparaten op te vragen of te configureren.
Daarnaast gebruikt SNMP ook een hiërarchische structuur van objectidentificatoren (OID’s) om gegevens te organiseren, wat helpt bij het efficiënt verzamelen en verzenden van informatie over het netwerk.