TCP (Transmission Control Protocol) deelt de gegevens die moeten worden verzonden in segmenten en nummert elk segment om er zeker van te zijn dat beide partijen weten welke gegevens er worden uitgewisseld. Deze nummering stelt de ontvanger in staat om de segmenten in de juiste volgorde samen te stellen en de integriteit van de gegevens te controleren.
Als de gegevens te groot zijn om in één segment te passen, zal TCP de gegevens in kleinere segmenten opdelen. Dit staat bekend als fragmentatie. Elk segment heeft zijn eigen nummeringsreeks en wordt afzonderlijk verzonden en ontvangen. De ontvanger kan de fragmenten opnieuw samenvoegen en de integriteit van de gegevens controleren door de nummering van de fragmenten te vergelijken.
TCP vermijdt fragmentatie indien mogelijk door de grootte van de verzonden gegevens aan te passen aan de grootte van de maximale transmissie-eenheid (MTU) van het netwerk. Als de gegevens niet aan deze criteria voldoen, wordt deze in kleinere delen opgedeeld om via het netwerk te kunnen worden verzonden. Dit proces wordt in de achtergrond uitgevoerd en zorgt ervoor dat de gegevens betrouwbaar en efficiënt over het netwerk worden verzonden.