TFTP staat voor Trivial File Transfer Protocol en wordt gebruikt voor het overdragen van bestanden tussen netwerkapparaten. Het TFTP-bestandsoverdrachtproces werkt als volgt:
1. Een TFTP-client, zoals een netwerkapparaat, stuurt een verzoek naar een TFTP-server om een bestand over te dragen.
1. De TFTP-server reageert met een bericht waarin wordt gevraagd om de naam en het pad van het bestand dat moet worden overgedragen.
1. De TFTP-client stuurt het bestandsverzoek naar de TFTP-server met de bestandsnaam en het pad.
1. De TFTP-server controleert of het gevraagde bestand beschikbaar is en stuurt een verzoek om het bestand over te dragen.
1. De TFTP-client en TFTP-server stellen een verbinding in waarbij ze een specifieke poort op het netwerk gebruiken om het bestand over te dragen.
1. Het bestandsgegevens worden in kleine delen, blokken genaamd, overgedragen van de TFTP-server naar de TFTP-client. Elke overgedragen blok bevat een bloknummer, de bestandsgegevens en een controlegetal voor foutcontrole.
1. De TFTP-client controleert het verkregen blok met de controlewaarde en stuurt vervolgens het ontvangstbewijs naar de TFTP-server.
1. De TFTP-server stuurt het volgende blok bestandsgegevens en deze procedure wordt herhaald totdat het volledige bestand is overgedragen.
1. Na afloop van de bestandsoverdracht wordt de verbinding tussen de TFTP-client en de TFTP-server afgesloten.
Het TFTP-bestandsoverdrachtproces is eenvoudig en gestroomlijnd, maar biedt beperkte functionaliteit. Het wordt vaak gebruikt door netwerkapparaten als routers en switches om firmware-updates over te dragen of configuratiebestanden te delen tussen apparaten.
