1. Maak een virtuele machine aan en configureer deze met de juiste instellingen zoals het aantal vCPU’s, RAM en opslag.
1. Installeer het besturingssysteem en eventueel andere software die u standaard op uw virtuele machines wilt hebben.
1. Maak een snapshot van de virtuele machine via het contextmenu van de virtuele machine in vSphere.
1. Maak een aangepaste sjabloon van de virtuele machine via het contextmenu van de snapshot. Geef deze sjabloon een naam en sla de instellingen op.
1. Maak nieuwe virtuele machines op basis van de sjabloon door op “Deploy from this template” te klikken. U kunt vervolgens de instellingen aanpassen naar wens, maar de basisconfiguratie zal gelijk zijn aan de sjabloon.
1. Als u wijzigingen wilt aanbrengen in uw sjabloon, maakt u een nieuwe snapshot van de virtuele machine, past u de wijzigingen aan en maakt u een nieuwe aangepaste sjabloon.
1. Als u geen gebruik meer wilt maken van een sjabloon, kunt u deze verwijderen via het contextmenu van de sjabloon. Houd er rekening mee dat dit alleen de sjabloon verwijdert en niet de virtuele machines die zijn gemaakt op basis van de sjabloon.